Het familiewapen kan je zien als een symbool waarin (onder andere) de ridderlijke eer wordt tentoongespreid. Op verschillende manieren konden hierin krijgsverrichtingen herdacht worden. Het wapen van Hendrikus Colijn (1869-1944) memoreert zijn gruwelijke optreden in voormalig Nederlands-Indië.

Aangezien je een familiewapen kan zien als een gestolde familiegeschiedenis, is het logisch dat ook geweld en oorlog in wapens voorkomen. Ook het woord wapen is natuurlijk oorlog gerelateerd. Het schild van de krijgsman wordt gedekt door zijn helm en daar bovenop staat traditiegetrouw een helmteken.

Herinnering en traditie

In de periode na de Slag bij Mohács (1526) memoreerden veel Hongaren de strijd tegen de Turken. Hun wapens zijn vaak gruwelijke voorstellingen met gespieste afgehakte hoofden. Op een minder bloederige manier officieren uit de Napoleontische tijd op verschillende manieren overwinningen op in hun wapen, bijvoorbeeld door een element uit het wapen van de stad waar de veldslag had plaatsgevonden op te nemen. Deze verwevenheid van heraldiek en oorlog zette zich gedurende de negentiende eeuw voort.
Soldaten uit de middenklasse die in het Koninklijk Nederlands Indisch Leger (KNIL) carrière maakten, namen vaak een familiewapen aan. Kennelijk had men nog steeds het idee van een 'ridderlijk’ slagveld. Inmiddels was het traditie geworden om onderscheidingen zoals de Militaire Willemsorde (zie de afbeelding hieronder) samen met andere onderscheidingen onder het schild te hangen. Daardoor is het soms mogelijk om een zegelende officier te identificeren aan de hand zijn ‘onderscheidingenprofiel’. Het onderzoeken en duiden van onderscheidingen is een kennisgebied dat faleristiek heet.

Colijn en zijn daden

Eén van de jonge officieren die in Nederlands-Indië opklom tot majoor was Hendrikus Colijn (Burgerveen, 22 juni 1869 - Ilmenau, 18 september 1944). Hij zou bekend blijven als minister president van verschillende kabinetten in de twintiger en dertiger jaren van de twintigste eeuw.

 

Colijns deelname aan de Expeditie naar Lombok in 1894 zou berucht worden. Een offensief te Tjakra Negara, mondde uit in een gruwelijk bloedbad. Zo schreef hij in een postuum teruggevonden brief:

Ik heb er een vrouw gezien die, met een kind van ongeveer 1/2 jaar op den linkerarm, en een lange lans in de rechterhand op ons aanstormde. Een kogel van ons doodde moeder en kind. We mochten toen geen genade meer geven. Ik heb 9 vrouwen en 3 kinderen, die genade vroegen, op een hoop moeten zetten, en zo dood laten schieten. Het was onaangenaam werk, maar 't kon niet anders. De soldaten regen ze met genot aan hun bajonetten. 't Was een verschrikkelijk werk. Ik zal er maar over eindigen.

Colijns wapen

Voor dit optreden ontving hij het jaar erna de Militaire Willemsorde. Kennelijk was hij zo trots op dit ‘onaangename werk’ dat hij de onderscheiding niet onder maar ín zijn wapen opnam. Op de bewaard gebleven lakafdruk bij het CBG (collectie Steenkamp-Damstra) zien we het wapen: in blauw een vogel gezeten op een tak, linksboven vergezeld van een spoorrad (dit is een onderdeel van een ridderspoor, mogelijk een verwijzing naar Colijns militaire rol), en een rood vrijkwartier beladen met de Militaire Willemsorde. Het helmteken is de vogel van het schild. De wapenspreuk is CHISTUS MEA PETRA (Christus zij mijn rots). Zo’n vogel zien we terug in het wapen van een middeleeuwse Delftse bestuursfamilie Colijn. Er is geen aantoonbaar verband tussen beide families. Het ongebruikelijke wapen van Colijn kunnen we dus als een persoonlijk wapen beschouwen.