Met het betreden van de (kerk)politieke arena kwamen familiewapens direct in beeld. Ze dienden niet alleen ter identificatie, maar vooral om je in de nationale en internationale hiërarchie te manifesteren.

Een scherpe PR op een mooie komaf en carrière zorgde ervoor dat je familiewapen in aanzien steeg. Na je dood konden je nakomelingen en verwanten zich er opnieuw aan verbinden. Wie zich door zijn nabestaanden uit het vagevuur konden laten bidden, liet zich onder andere via zijn familiewapen representeren. Het gebed moest immers geadresseerd worden. Maar het wapen was niet alleen ter identificatie, het was ook een centraal element in de sociale verbinding waarbinnen iedereen zijn plek wist.

In het dorp

Familiewapens vind je vaak terug als neerslag van sociale en administratieve activiteit in en rond de kerken, maar ook daarbuiten, in andere werken van liefdadigheid zoals hofjes en gasthuizen. Tot aan de Reformatie waren binnen kerken langs de wanden meerdere altaren aanwezig. Een soort stands waar je met een donatie een patroonheilige kon aanroepen voor bijstand bij de oogst of ziekten, of een aflaat kon kopen. Je stand decoreerde je met je familiewapen. Als je plaatselijk enige goodwill en sociaal aanzien wilde verwerven, inde en administreerde je de bijdragen voor zo’n altaar. Het onderhoud van de dorpskerk als geheel kwam uit de kerkfabriek, eigenlijk een geldpot met de kerkmeester aan het hoofd. Kerken waren de plekken waar men zich op verschillende manieren als pijlers van de gemeenschap kon profileren. (K. Kuiken, Rural salvation markets, Historia Agriculturae 49, Groningen/Wageningen 2020)

Aan de top

Dit plaatselijke fondsenbeheer en bestuur was meestal een springplank naar de Statenvergadering of het rentmeesterschap in dienst van een (kerk)vorst. Naast de edelen konden ook burgers namens hun stad hun gewestelijke zegje doen. Sommige families sloegen die springplankfase over en kwamen direct in de omgeving van de hoogste macht terecht. (G. van Breugel, Folklore en manipulatie rond enige molenijzer-families, jaarboek CBG 2011, Den Haag 2011)

Maar altijd was te zien hoe de familieleden die wat minder succesrijk waren zich heraldisch spiegelden aan hun gevierde verwant om hun status een basis te geven. Aanverwante families en nakomelingen in de vrouwelijke lijn gebruikten het wapen van een succesvolle voorouder om het eigen blazoen – bijvoorbeeld door een vierendeling – wat meer sjeu te geven.

Kardinaal Willem van Enckevoirt, coll. Zwartzusters-Augustinessen, Mechelen (B)

Paardenhoofd

Een mooi voorbeeld was de Brabantse familie Van Enckevoirt. Hun verwant kardinaal Willem van Enckevoirt (1464-1534) drong door tot het pauselijke hof. Zijn neefjes werden bevoordeeld. Eén zou zelfs een gekochte mooie functie in Rome krijgen; een fraai staaltje van nepotisme. De familie maakte als vanzelf entree in de adellijke wereld. Zij voerden in de Nederlanden het schild dan ook in de grillige Italiaanse paardenhoofdvorm om naar hun Roomse connecties te verwijzen.
(J. van Oudheusden, De Loet ’s-Hertogenbosch, 650 jaar stedelijke geschiedenis, Zwolle 2008)

Met het betreden van de (kerk)politieke arena (lokaal, regionaal, landelijk) kwam een wapen als vanzelfsprekend in beeld. Niet alleen als een symbool ter identificatie, maar vooral om je in de hiërarchisch opgebouwde wereld te manifesteren. Het was niet alleen met figuren beladen, maar vooral met eer. Op gepaste plaatsen en momenten kon je het tonen. De manier waarop je dat deed was afhankelijk van je status. Voor een vorst was dat natuurlijk anders dan voor een kleine kerkmeester!